Een paar woorden over één woord.

Op zijn Seblog geeft Sebastiaan Andeweg de Oorsmeermin een kontje. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. Seb en zijn log zijn u waarschijnlijk welbekend, de Oorsmeermin is een van de gedichten op de shortlist van De Grote Eenwoordpoëet Eindejaarsverkiezing en dat kontje, dat is dus overdrachtelijk bedoeld.

Nu is een Oorsmeermin in veel opzichten een nogal glibberige dame en het zal u dan ook niet verbazen dat Seb zich, hoe mooi zijn streven ook is, uiteindelijk aan haar kontje vertilt.

Sebs betoog komt ongeveer op het volgende neer. De kwaliteit van een eenwoordgedicht dient te worden beoordeeld met behulp van dezelfde maatstaven waarmee bijvoorbeeld ook proza beoordeeld wordt. Dat betekent in ieder geval, dat een eenwoordgedicht meer moet zijn dan een grap. Het is een reis van de eerste naar de laatste letter en onderweg moet er een zogenaamde value change plaatsvinden. Dit gebeurt bij Oorsmeermin, dat smerig inzet, maar een uiterst aangename afdronk heeft.

Prachtig.

Toch zit er een zwakte in het betoog. En in de conclusie.

De term eenwoordgedicht zegt het al. Gedicht. Geen verhaal. En hoewel ik besef dat er een enorm grijs gebied is tussen deze twee (ik wilde iets met “tinten” opschrijven, maar dat stukje taal is ons ☣☠☢☠⚠ helemaal uit handen geslagen door de natte droom van lectuurminnend Nederland) – goed, hoewel ik dus besef, dat er overlap is, durf ik toch wel te stellen dat de nadruk bij gedichten op het beeldend vermogen ligt. Een gedicht probeert direct naar het netvlies van de lezer te gaan of, beter nog, de lezer bij zijn (m/v) taas (m/v) te grijpen.

Maar al zou de prozaweegschaal de enige juiste zijn om een eenwoordgedicht te be- of veroordelen, dan nog kun je je afvragen of Oorsmeermin niet te licht moet worden bevonden. Dit heeft te maken met de richting van de value change, die er binnen Oorsmeermin plaatsvindt. Oorsmeermin is Jan Peter Balkenende: eerst het zuur, dan het zoet. Het is Hanna Lam: stil maar wacht maar alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. Het is iets voor liefhebbers van Ikea en Walt Disney. En ze leefden nog lang en gelukkig.

En nog zou Sebs redenering in aanmerking komen voor een keurige voldoende, ware het niet dat er zo’n geweldig alternatief voorhanden is. Een alternatief dat niet gezapig uitdooft als een feel-good-movie, maar dat pijnlijk blijft branden op het netvlies, nee – in de táás van de lezer.

PROSTAATSGREEP

Au!

What about that for a value change?!

We beginnen met de prostaat. De zogenaamde “voorstanderklier”, afkomstig van het griekse “prostatès” (“die vooraan staat”), wat weer komt van “prohistèmi” uit “pro” (“voor”) en “histèmi” (“ik doe staan” – voor meelezende Brabanders: dit betekent iets anders dan “ik sta”).

Dan kantelt alles: de voorstander krijgt te maken met tegenstanders. Waar de “greep” in “staatsgreep” overdrachtelijk bedoeld is, wordt hij in “prostaatsgreep” opeens pijnlijk tastbaar. Als het gedicht eindigt zoals het begon staat de hele wereld op zijn kop.

Als lezer blijf je met vragen zitten. Is dit de vierde feministische golf? Een algemene houding ten opzichte van staatsgrepen? Een constructief-subversieve actie? Zal er überhaupt nog geleefd worden? En, zo ja, is dat gelukkig? En waarom heb ik opeens zo’n branderig gevoel bij het plassen?

En, ja: zelfs lectuurminnend Nederland kan zich aan Prostaatsgreep verlekkeren. Geweld met een seksuele connotatie onder de veilige lauweren van de stichting CPNB was in 2012 helemaal de bom.

Daarmee wint mijn Prostaatsgreep het in alle opzichten van Sebs Oorsmeermin. Het lijkt me dan ook duidelijk dat Prostaatsgreep hét Eenwoordgedicht van 2012 moet worden. Daar heeft het geen kontje voor nodig.

Plaats een reactie